BeterGezegd bgezegd@gmail.com

Vandaag was ik mijn vader (en andere verhalen over recruiters)

Vanochtend een slecht nieuwsgesprek moeten voeren. Ik zag er tegenop als een slak tegen een zoutlawine. Hem kennende zou het geen gemakkelijk gesprek worden. Ik had het gevoel dat ik mijzelf zou moeten verdedigen tegen onbegrip en afkeuring. Ik besloot die ochtend gelijk te bellen. Daarvoor had ik een afspraak bij de chiropractor waar ik nog even gekraakt werd om met een soepele rug deze mentale strijd aan te gaan. Op de fietstocht terug naar huis beeldde ik mij het gesprek voor me: ik zou, resoluut en waardig, aangeven dat ik een keuze heb gemaakt. Dat ik wilde bedanken voor de tijd, excuseren dat het zo is gelopen en met opgeheven hoofd het gesprek beëindigen. Hij zou mij, enigszins teleurgesteld, het beste wensen en bedanken voor onze samenwerking.

Zo verscheen er een kleine, verstandige glimlach op mijn gezicht terwijl ik terugfietste met de wind in de rug, als een schaakmeester die zojuist de laatste zetten voor de winst heeft bedacht. Hoe anders liep het.

Ik hield me aan de management-wijsheid voor slecht-nieuwsgesprekken: meteen met de deur in huis vallen. Dat zei ik dan ook letterlijk tegen hem. Ik vertelde dat ik een ander mooi aanbod had gekregen en had besloten daarvoor te kiezen. In plaats van mij te vragen waarom, of wat voor aanbod, schoot hij meteen in de aanval “Dit hadden we toch gisteren al besproken?” Alsof ik deze keuze niet eens mocht opperen, hoe durfde ik nog terug te komen op wat we al hadden “afgehandeld”.

Ik voelde meteen mijn bloed koken, de spieren in mijn nek samentrekken. Ik had rekening met een soortgelijke reactie gehouden, maar toch op het moment zelf niet verwacht. In mijn eigen gedachten had ik een geoefend op een gesprek waarin mijn keuze “dom” zou worden genoemd, en ik zijn reactie “onprofessioneel”. Ik was klaar voor het gevecht, maar hoopte dat het er niet van zou komen.Van alle combinaties van woorden in de Nederlandse taal die ze had kunnen vormen, koos hij voor mijn gevoel de ergste. Zo betuttelend. Zo denigrerend, alsof ik op mijn woord terugkwam. Alsof hij mijn vader was die mij toebeet dat alles al in kannen en kruiken was. Het zette mij meteen als een speerwerper in de positie, klaar om een hele vrachtwagen vol metaforische en niet-zo-metaforische speren op te gooien.

Hij vervolgde dat ik waarschijnlijk onder druk werd gezet door het andere bedrijf. Dat was voor mij de druppel. Ik begon een tirade waarbij ik alle punten waaraan ik mij had gestoord over hem heen gooide als een emmer vla over een deelnemer aan een kinderprogramma. Dat hij zelf de ENIGE was door wie ik mij constant onder druk gezet voelde. Druk om het eerste aanbod aan te nemen, druk om zo snel mogelijk mijn huidige baan op te zeggen en geen latere startdatum te vragen, druk om een bedrag te noemen dat lager was dan ik wilde. Druk om voor het eind van de maand een beslissing te maken en een handtekening te zetten onder een contract, het liefst dezelfde dag nog. Hoe ik mij bespeeld en ingezet voelde. Ik voel het schaamrood nog op mijn wangen, mijn lijf trillend van woede, boos genoeg dat ik wenste dat ik een telefoon met een haak had waar ik de hoorn knallend tegen aan kon gooien zodat ik kon weglopen terwijl de hoorn eronder zou blijven bungelen.

Het was even stil. Daarna antwoordde hij erg rustig. Hij stelde dat ik het compleet verkeerd had. Dat het altijd zijn intentie was geweest om het beste met mij voor te nemen. Dat hij mij nergens in wilde pushen, alleen helpen op alle fronten. Dit maakte mij nog bozer. Maar de vurige woede, die gevoed door de adrenaline mij het gevoel gaf dat ik klaar was nee zelfs genoodzaakt om het slachtveld op te rennen en zonder angst de zekere dood in de ogen te kijken, verdween. Het maakte nu plaats voor een kille withete woede, smeulend en wachtend tot het zou doven of weer aanwakkeren.

Ik bedankte voor de inzet en de tijd. Dee rest van het gesprek herinner ik mij niet meer, behalve een paar lange stiltes aan mijn kant terwijl hij het gesprek nog gaande probeerde te houden. Ik stelde voor zelf de bedrijven af te bellen, maar dat deed hij liever zelf. Begrijpelijk, misschien enigszins geschrokken door mijn huidige state-of-mind. We hingen op. Fysiek was het gesprek afgehandeld, mentaal leefde ik erin voort.

Ik vertelde het aan mijn huisgenoot. Ik klaagde. Ik ijsbeerde. Ik ontstak weer in kleine woedes. Ik baalde. Ik besloot te gaan hardlopen: 10km, een magische afstand die nog maar een enkele keer had afgelegd, de laatste keer in het Assense bos toen ik nog met mijn opa en oom woonde. Het ging in het begin goed, mijn tempo was gestaag, mijn benen sterk, ademhaling rustig. Tot de helft van de route, ik weet niet precies wat het teweegbracht. Maar ik realiseerde mij iets: ik had gereageerd als mijn vader. Zo vaak had ik het bij hem gezien: het patroon dat zich herhaalde.

  1. Opkroppen van negatieve ervaringen.
  2. Zichzelf opvreten
  3. Vervolgens door iets exploderen.

Ik had ook bij elke negatieve ervaring, elk afzonderlijk gesprek dat ik mij onder druk gezet voelde, opgekropt. Tijdens het hardlopen raakte dit mij. Het raakte mij als een combinatie van begrip voor mijn vader, afkeer voor mijzelf en het inzicht dat ik mijn hele leven had geprobeerd om niet mijn vader te zijn. Om slimmer, sterker, beter betaald, succesvoller te zijn dan hem. Toch had ik meer met hem gemeen dan ik wilde. Hij was altijd ook open over zijn gevoelens, hij had geleerd erover te praten. Al liet hij zich er te vaak door leiden. Te snel geprikkeld, te gevoelig, te boos. Exploderend in een van zijn tirades, het schuim op zijn lippen, klaar om alles kort en klein te slaan. Maar even later kwam hij ook zijn excuses aan bieden en zijn onvermogen onde ogen te zien. Zoals mij opa eens zei over mijn vader: “hij heeft vele slechte eigenschappen, maar hij verontschuldigd zich na zijn woede-uitbarstingen. Iets dat mijn eigen vader nooit deed.”

Ik herkende het. De opbouw van woede. Het onvermogen hier iets in de vroege fase iets van te zeggen. Het gevoel van oneerlijkheid, bespeeld te worden. De boosheid die in mij opbouwde als een wervelwind. Net als de wervelwind zullen mijn vader en ik na onze uitbarstingen ons bevinden in het oog van de storm waar de kalmte heerst terwijl de gevolgen van onze uitbarstingen om ons heen bewegen als de storm die zich eigen van ons maakte.

Dit alles speelde in mijn hoofd terwijl ik op de helft van de 10 kilometer liep. Tranen kwamen bij mij naar omhoog. Nooit eerder had ik gehuild tijdens het hardlopen. De tranen waren gepaard met onstuimige ademhalingen, als een schip dat van golf op golf bewoog. Een goedkope metafoor, want op dat moment ging er een schip langs mij voorbij in het kanaal.

Ken je het gevoel dat je kan kiezen om te huilen? Dat gevoel had ik op dat moment. Ik kon kiezen om mijn eigen lijden erger te maken door te denken aan alle zielige dingen die ik had meegemaakt. Aan alle momenten met mijn ouders, mijn jeugd. In het verleden zijn altijd tranen te vinden. Soms voelt huilen als het onder de douche stappen met je ziel. Alle nare gevoelens worden figuurlijk en misschien wel letterlijk weggewassen (als hier ooit een correlatie tussen wordt gevonden).

Daarna heb ik de andere 5 kilometer gerend. Ik zou willen zeggen dat ik mij een nieuw mens voelde. Dat ik na deze kleine zielig-zijn-sessie voelde dat ik bergen kon verzetten. In alle eerlijkheid voelde ik mij ambivalent. Over hoe mijn onvermogen om voor mijzelf op te komen weer had geresulteerd in een vervelende situatie. Dat ik misschien overdreven had gereageerd. Ik ging naar huis en voelde mij iets beter, uitgeput door de inspanning. Blij met mijn nieuwe baan, het nieuwe avontuur en iets wijzer over mijzelf. Ik stond stil bij de inzage dat ik voor mijzelf kan opkomen, maar dat het ook eerder en anders kan. Ik stond stil bij de gedachte dat woede voor mij een belangrijke emotie is die ik niet wil misbruiken, maar ook niet verstoppen als een mislukt zelfportret op een stoffige zolder, vergeten en bedekt met schaamte. Woede heeft een plaats. Zoals ik 10 jaar geleden van iemand hoorde: “jij moet gewoon echt een keer boos worden.” Ik geloofde hem niet. Ik geloof hem nu. Ik was boos en ik was mijn vader. Wat dit betekent weet ik niet, maar het voelde niet compleet fout meer.